Blog: Stilte en knusse geborgenheid
Regelmatig schrijft een van onze zorgvrijwilligers over haar ervaringen in ons hospice. Deze keer vertelt Shirley dat ze het hospice ziet als ‘een plek waar levens zo waardig mogelijk worden afgesloten. Een plek waar de dood altijd dichtbij is, als een toeschouwer in de coulissen, wachtend tot het zijn tijd is om het gordijn te laten vallen.’ Dat klinkt als een erg verdrietige plek om te werken. En soms kan het dat ook zijn, zegt ze, ‘maar veel vaker is het gezellig, licht, lévend.’
Mijn favoriete dienst is de zaterdagavond. Vooral in de winter wanneer het vroeg donker wordt, geniet ik enorm van de huiselijke rust die dan over het hospice valt. De drukte en bedrijvigheid van bezoek en thuiszorg ebben langzaam weg om plaats te maken voor stilte en knusse geborgenheid. Een bijna-thuis huis.
Vanavond zorg ik voor de gasten in kamer 1 en 2. Aan het begin van mijn dienst besluit ik even naar kamer 1 te lopen. Mevrouw A. is pas een paar dagen bij ons en vindt het lastig om haar draai te vinden. Vooral nu, nu de avond in de nacht overloopt, begint ze steeds onrustiger te worden. Ze is bang. Bang om in slaap te vallen. Niet omdat ze bang is om nooit meer wakker te worden, maar vanwege de nachtmerries die daar op de loer liggen. Tientallen jaren geleden heeft ze een zeer traumatische gebeurtenis overleefd. Een trauma dat ze haar hele leven diep heeft weggestopt. Maar nu haar leven bijna voltooid is, klauwen de vlijmscherpe herinneringen zich elke nacht een weg omhoog naar haar dromen, schreeuwend om aandacht, om erkenning.
Als een klein hoopje mens ligt ze in bed. Op haar zij, vastgeklampt aan de reling. Een drenkeling in een eenpersoons storm. Ze praat zacht, verlegen, maar haar vraag is bijna dwingend. Ik pak haar hand vast en ga naast haar zitten. Dankbaar drukt ze haar gezicht tegen mijn arm. En langzaam, met horten en stoten fluistert ze haar verhaal met gesloten ogen tegen mijn huid. Ik kijk over haar hoofd heen naar buiten. Ik hoor wat ze aan mijn vel toevertrouwd. De woorden kruipen met klam kippenvel mijn bewustzijn binnen. Ze vertelt feitelijk, puntsgewijs, bijna droog. Maar dat maakt het contrast met de inhoud alleen maar pijnlijker. Langzaam vallen er steeds grotere pauzes tussen haar zinnen. De slaap lijkt het te winnen. Ik maak voorzichtig mijn arm los uit haar houdgreep en leun achterover. Haar gezicht is ontspannen nu, tijdelijk ontdaan van haar angst. Ik loop stilletjes de kamer uit en leun in de gang even met gesloten ogen tegen de muur.
Dan loop ik door naar kamer 2, het domein van meneer D. Hij is sinds twee weken bij ons en hard op weg om zich een plaatsje in mijn hart te veroveren. Ik klop aan en open de deur na zijn welluidende ‘Binnen!’. Meneer D. zit zoals gebruikelijk op bed en begroet me met stralende ogen. Door omstandigheden heeft hij zelf geen sociaal netwerk meer. De liefde en aandacht die hij hier ontvangt heeft hij duidelijk lang moeten missen. Meneer D. wil het liefst niemand tot last zijn en laat zich dus ook niet graag door de thuiszorg naar het toilet helpen. Die eer valt mij meestal te beurt. Een eer die ik zonder morren aanvaard, want meneer D. heeft een uitstekend gevoel voor humor. Hij zegt zelf dat hij ook veel gevoel voor tumor heeft, want zijn longkanker is hard op weg hem met huid en haar te verslinden.
Ik haal de postoel en zet die naast zijn bed. Hij gaat op de rand zitten en staat met mijn steun op. In een soort dans-omhelzing schuifelen we een kwart rondje totdat hij op de postoel kan gaan zitten. Ik kijk hem glimlachend aan. ‘Hoe lang is het geleden dat u op zaterdagavond zo gedanst hebt?’ Hij grinnikt ademloos en knijpt me zachtjes in mijn schouders. ‘Raar mens.’ Hij gaat langzaam zitten. ‘Maar wel lief.’ Als de zaken gedaan zijn help ik hem weer in bed en beloof ik straks terug te komen met koffie en Yahtzee. Op de gang blijf ik even staan bij de kamer van mevrouw A. Ik hoor haar rustige, regelmatige ademhaling. Misschien mag ze vannacht zonder dromen slapen. Maar wat er ook gebeurt, ik zal er zijn. Ik en mijn collega’s. Met koffie, met Yahtzee of een hand om vast te houden. Ik zal er zijn.