Blog: ‘We kunnen gewoon weer moeder, dochter en zoon zijn’
Toen Erica (55) hoorde dat haar levensverwachting beperkt was, nam ze haar intrek in Hospice Zwolle.
Erica zou nog drie keer een chemokuur krijgen. Niet gericht op genezing, maar op verlenging. En ze wilde het alleen als de artsen vonden dat het zin had. ‘Kwaliteit van leven vind ik belangrijker dan lengte’, zegt ze. Halverwege de eerste kuur gaat het ook ‘hartstikke goed’, ze heeft zóveel adrenaline. Twee dagen – donderdag en vrijdag – luncht ze buiten de deur. Maar in het weekend wordt ze heel moe. Eten lukt niet meer, ze zit heel vol, heeft veel pijn en valt steeds weg. Het opbouwen van een paracetamolspiegel helpt niet en het gaat steeds slechter. Op zondagmiddag is het op. Erica woont alleen en denkt: dit gaat ‘m niet worden. ‘Ik wilde ook niet meer alleen zijn.’
In een rolstoel en erg ziek komt ze het ziekenhuis binnen. Daar moet de arts haar vertellen dat de tumor in haar buik, als gevolg van uitgezaaide eierstokkanker, al weer drie centimeter is gegroeid – dwars door de chemo heen. Erica voelt zelf dat doorgaan met de behandeling geen zin meer heeft. Het gesprek gaat nu over een week, misschien weken. Erica, haar zoon en dochter, krijgen drie opties voorgelegd: thuis, het ziekenhuis of een hospice. De oncoloog adviseert het laatste en Erica denkt meteen dat het goed is. ‘We hadden nog niet echt een beeld van een hospice, maar dat mijn kinderen mij niet op een dag thuis zouden vinden, was voor mij heel belangrijk.’ Diezelfde kinderen moeten wel even wennen aan het idee, het woord hospice klinkt heftig. Maar dat het hun moeder rust geeft dat ze er in goede handen zal zijn, geeft ook hen rust.
Gelukkig is er plek in het hospice. De kinderen halen thuis wat persoonlijke spulletjes op – Erica’s dekbed, lakens, wat foto’s – en Erica komt aan vanuit het ziekenhuis. De ontvangst is hartelijk, maar ze voelt zich heel slecht. ‘Ik had veel pijn, sliep veel en had een prognose van een week of twee.’ Op aanraden van de thuiszorg krijgt ze een morfinepomp, waarop de pijn weggaat en ze goed slaapt. Langzaamaan krabbelt ze weer zover op dat ze na vier weken zelfs rechtop in haar stoel zit te vertellen hoe blij ze is met de extra tijd die ze nog krijgt. ‘Van nature ben ik een positief mens, maar dat ik nu nog zóveel met mijn kinderen kan doen, is echt een cadeautje.’ Ze vindt het heel fijn dat er in het hospice dag en nacht zorg is. Dat haar kinderen ontzorgd worden en geen mantelzorger meer hoeven zijn, en dat ze niet dag en nacht hoeven ‘aan te staan’. Het voelt, zegt ze, als een warm bad. ‘Door de rust die hier heerst, ben ik best nog opgeknapt en krijgen wij de kans en de ruimte om nog dingen samen te doen en te regelen. We kunnen weer gewoon moeder, dochter en zoon zijn, samen een spelletje doen en dat is heel fijn. We plukken de dag.’
Of ze nog een bucketlist had, had een van de vrijwilligers gevraagd. Die had ze niet. Ze had alleen – en dat zei ze als grapje – een ‘foodbucketlist’. Dus nu hoeft ze het maar aan te geven of het wordt geregeld. Een bananensoes van de patisserie, een ijsje van de ijssalon, balkenbrij van de slager of ouderwetse rijstepap, gekookt door vrijwilligers. ‘Ik kan alles nog eten en op deze manier maken we mooie herinneringen.’
Het is, zegt Erica, dat ze nu zelf ziek is, anders was ze zelf zorgvrijwilliger geworden. ‘Zo’n plek als dit gun je iedereen die het nodig heeft.’